vul in: d, t of dt

Weet jij waar papa heen rijdt ?

Wat gebeurt   er op straat?

Wie raadt het juiste antwoord   ?

Hij verspert   ons de weg.

De chauffeur laadt de koffers in.

Het water wordt heel heet.

In onze straat bevindt zich geen bushalte.

Vind   jij ook dat we veel geluk hadden?

Onze piano wordt morgen gestemd   .

Wat vind   jij daar nu van?

Er wordt al jaren aan deze kerk gewerkt.

Hij verbindt de twee uiteinden aan elkaar.

Verstond   je de vraag niet?

De meester belooft   geen huiswerk te geven.

Bind   je kleine broer zijn veters eens!