vul in: d, t of dt

Wat is er gisteren precies gebeurd   .

Wat gebeurt   er op straat?

Hij leidt een succesvol bedrijf.

Schud   jij de kaarten even?

Onze piano wordt morgen gestemd   .

De chauffeur laadt de koffers in.

Het water wordt heel heet.

Hij verspert   ons de weg.

Verstond   je de vraag niet?

De film werd op een eiland gedraaid   .

Iedereen verheugt   zich nu al op de vakantie.

Bind   je kleine broer zijn veters eens!

Er wordt al jaren aan deze kerk gewerkt.

Hij verbindt de twee uiteinden aan elkaar.

Wie raadt het juiste antwoord   ?