vul in: d, t of dt

Wie raadt het juiste antwoord   ?

Bind   je kleine broer zijn veters eens!

De chauffeur laadt de koffers in.

Verstond   je de vraag niet?

Hij leidt een succesvol bedrijf.

Hij verbindt de twee uiteinden aan elkaar.

Mijn oma bidt drie keer per dag.

Hij verspert   ons de weg.

De film werd op een eiland gedraaid   .

Wat vind   jij daar nu van?

Onze piano wordt morgen gestemd   .

Wendt u zich maar tot de manager.

Weet jij waar papa heen rijdt ?

Wat gebeurt   er op straat?

Het vliegtuig landt binnen tien minuten.