Hij verbindt de twee uiteinden aan elkaar.
Mijn oma bidt drie keer per dag.
Wat is er gisteren precies gebeurd .
In onze straat bevindt zich geen bushalte.
Onze piano wordt morgen gestemd .
Wie raadt het juiste antwoord ?
Schud jij de kaarten even?
De chauffeur laadt de koffers in.
Het water wordt heel heet.
Verstond je de vraag niet?
Weet jij waar papa heen rijdt ?
De meester belooft geen huiswerk te geven.
Vind jij ook dat we veel geluk hadden?
Het vliegtuig landt binnen tien minuten.
Bind je kleine broer zijn veters eens!