Iedereen verheugt zich nu al op de vakantie.
Vind jij ook dat we veel geluk hadden?
In onze straat bevindt zich geen bushalte.
De film werd op een eiland gedraaid .
Hij verspert ons de weg.
Weet jij waar papa heen rijdt ?
Hij verbindt de twee uiteinden aan elkaar.
De meester belooft geen huiswerk te geven.
De chauffeur laadt de koffers in.
Het water wordt heel heet.
Schud jij de kaarten even?
Hij leidt een succesvol bedrijf.
Verstond je de vraag niet?
Het vliegtuig landt binnen tien minuten.
Wendt u zich maar tot de manager.