vul in: d, t of dt

Vind   jij ook dat we veel geluk hadden?

Het water wordt heel heet.

Wat gebeurt   er op straat?

De meester belooft   geen huiswerk te geven.

De chauffeur laadt de koffers in.

Hij verspert   ons de weg.

Wendt u zich maar tot de manager.

Mijn oma bidt drie keer per dag.

Weet jij waar papa heen rijdt ?

Bind   je kleine broer zijn veters eens!

Verstond   je de vraag niet?

Wat vind   jij daar nu van?

De film werd op een eiland gedraaid   .

Schud   jij de kaarten even?

Er wordt al jaren aan deze kerk gewerkt.